harsens

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  harsens    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• har·sens

Woordherkomst en -opbouw

• alleen meervoud, afleiding van hersenen

	enkelvoud	meervoud
naamwoord		harsens
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de harsens mv

1. hersenen

   • De Schotse SOPA kreeg berichten binnen als deze: 'Stop met wat jullie aan het doen zijn. NU. Jullie wetten zijn stom!! Wij houden van entertainment (...) Waarom kunnen jullie dikke fuck Amerikanen dat niet in jullie botte harsens knopen?!'  

2. hoofd

   • Ik heb de kans gehad om het de Duitsers vierkant terug te betalen en bommen op hun harsens te gooien. De woede heb ik eruit gevochten.  
   • Voor de moeder was het wel een zware bevalling. Haar zoon is al een flinke knul. „Het ezeltje heeft geen hoofd maar een harsens". 

Synoniemen

• hersenen

Uitdrukkingen en gezegden

• zijn harsens houden

niet meer spreken; zijn kop houden

• een bord voor zijn harsens houden

iets niet kunnen begrijpen

• iets uit je botte harsens laten

niet durven iets te ondernemen