Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • harkt bij
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
bijharken

harkt (...) bij

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bijharken
    • Jij harkt bij. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bijharken
    • Hij harkt bij. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bijharken
    • Harkt bij! 

Gangbaarheid