hang op
- hang op
vervoeging van |
---|
ophangen |
hang op
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ophangen
- Ik hang op.
- gebiedende wijs van ophangen
- Hang op!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ophangen
- Hang je op?
- Het woord hang op staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.