hamarr
Oudnoords
Woordafbreking
- ha·mar·r
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig van de Germaanse woorden *hamara-, *hamaraz
Zelfstandig naamwoord
hamarr, m
- een steile klifkant
- een uitspringende klip
- een rotsblok
- een grote steen
- (gereedschap) een hamer
Verbuiging
- m (a), sterk
Afgeleide begrippen
- [1]: berghammarr