hamam
- ha·mam
- Leenwoord uit het Arabisch, in de betekenis van ‘oosters badhuis’ voor het eerst aangetroffen in 1988 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hamam | hamams |
verkleinwoord | hamammetje | hamammetjes |
de hamam m
- oosters badhuis
- Het woord hamam staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hamam" herkend door:
72 % | van de Nederlanders; |
80 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "hamam" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ hamam op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be