halsteren
Niet te verwarren met: Halsteren |
- hal·ste·ren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
halsteren |
halsterde |
gehalsterd |
zwak -d | volledig |
halsteren
- overgankelijk (paardrijden) een halster omdoen
- Het nerveuze paard liet zich niet halsteren.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord halsteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.