hakselen
- hak·se·len
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
hakselen |
hakselde |
gehakseld |
zwak -d | volledig |
hakselen [1]
- overgankelijk er haksel van maken
- Het woord hakselen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.