hadden
- Geluid: hadden (hulp, bestand)
- IPA: / ˈhɑdə(n) / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈhɑ.də(n)/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈhɑ.də(n)/
- had·den
vervoeging van |
---|
hebben |
hadden
- meervoud verleden tijd van hebben
- Wij hadden.
- Jullie hadden.
- Zij hadden.
- Wij hadden.
- ▸ Slechts vier mensen, waaronder ik, hadden microspikes voor onder hun schoenen.[1]
- Het woord hadden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hadden" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be