Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • [1] groot·ste
  • [2] groots·te
Woordherkomst en -opbouw

Bijvoeglijk naamwoord

grootste

  1. verbogen vorm van de overtreffende trap van groot
     Mijn vrouw houdt niet van vliegen waardoor zij dertig jaar geleden de bewuste keuze heeft gemaakt dat nooit meer te doen. Ze was dan ook allang blij dat ze niet met mij mee hoefde op mijn verre reizen, maar was wel vanaf het begin mijn grootste supporter.[1]
  2. verbogen vorm van de overtreffende trap van groots
     Dit was nu de mis, het grootste gebeuren van de roomse kerk.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Weblink bron “Hij bestaat inderdaad” (19 augustus 1967) op nrc.nl