• groen·te·gar·ni·tuur
enkelvoud meervoud
naamwoord groentegarnituur groentegarnituren
verkleinwoord groentegarnituurtje groentegarnituurtjes

het groentegarnituuro

  1. (kookkunst) groenten die bij vlees of vis geserveerd wordt
     Zo’n dertig mensen krijgen juist het hoofdgerecht voorgeschoteld: een varkenshaas met lichtromige mosterdsaus en gebakken oesterzwammen, aangevuld met verse aardappelen en groentegarnituur.[1]
     Dus als we de gemiddelde burger iets gezonder willen laten eten, laat de horeca dan eens het goede voorbeeld geven en presenteer eens een warme groentegarnituur en een aardappelgarnituurtje. Wees eens iets creatiever dan alleen friet te serveren. Dan hoeven we thuis ook niet meteen aan de groenterijst.[2]
  1.   Weblink bron
    Gerco Verdouw
    “Diner bij kaarslicht tegen de eenzaamheid” (14 september 2005), Reformatorisch Dagblad
  2.   Weblink bron “’Horeca te karig met groentes’” (25 mei 2019), De Telegraaf