greip

Noors

Woordafbreking

• greip

Naar frequentie	35604

Werkwoord

greip

Schrijfwijzen

• grep

m/v	enkelvoud		meervoud
	onbepaald	bepaald	onbepaald	bepaald
nominatief	greip	m: greipen v: greipa	greiper	greipene
genitief	greips	m: greipens v: greipas	greipers	greipenes

o	enkelvoud		meervoud
	onbepaald	bepaald	onbepaald	bepaald
nominatief	greip	greipet	greip	greipa greipene
genitief	greips	greipets	greips	greipas greipenes

Zelfstandig naamwoord

greip, m / v / o

1. (gereedschap), (landbouw) riek, vork

Hyperoniemen

• håndredskap

Afgeleide begrippen

• gjødselgreip
• spadegreip

Zelfstandig naamwoord

greip, mv

1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van greip (enkelvoud: onzijdig)

Nynorsk

Woordafbreking

• greip

Werkwoord

greip

m	enkelvoud		meervoud
	onbepaald	bepaald	onbepaald	bepaald
nominatief	greip	greipen	greipar	greipane

v	enkelvoud		meervoud
	onbepaald	bepaald	onbepaald	bepaald
nominatief	greip	greipa	greiper	greipene

o	enkelvoud		meervoud
	onbepaald	bepaald	onbepaald	bepaald
nominatief	greip	greipet	greip	greipa

Zelfstandig naamwoord

greip, m / v / o

1. (gereedschap), (landbouw) riek, vork

Hyperoniemen

• handreiskap

Afgeleide begrippen

• møkgreip

Zelfstandig naamwoord

greip, mv

1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van greip (enkelvoud: onzijdig)