gratiëren
- gra·tië·ren, gra·ti·eren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
gratiëren |
gratieerde |
gegratieerd |
zwak -d | volledig |
gratiëren
- inergatief gratie geven, een straf kwijtschelden
- Het land gratieert de tot levenslang veroordeelde.
- Het woord gratiëren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gratiëren" herkend door:
58 % | van de Nederlanders; |
54 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be