Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • graf·tak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord graftak graftakken
verkleinwoord graftakje graftakjes

Zelfstandig naamwoord

de graftakm

  1. een bloemstuk voor op een graf
    • Hij wilde geen graftak op zijn graf. 
  2. (informeel) een pessimist die door gedrag of uitspraken de goede stemming weet te bederven
    • Ga toch weg, oude graftak! 

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
40 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen