Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gooi ka·pot
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
kapotgooien

gooi (...) kapot

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kapotgooien
    • Ik gooi kapot. 
  2. gebiedende wijs van kapotgooien
    • Gooi kapot! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kapotgooien
    • Gooi je kapot? 

Gangbaarheid