Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • god·de·lijk·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord goddelijkheid goddelijkheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de goddelijkheidv

  1. het god zijn
    • De goddelijkheid van Jezus Christus is lang een discussiepunt geweest in de christelijke kerk. 

Gangbaarheid