glossitis

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  glossitis    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• glos·si·tis

Woordherkomst en -opbouw

• afgeleid van het Griekse glōssa (tong) met het achtervoegsel -itis

Zelfstandig naamwoord

glossitis

1. (medisch) tongontsteking

Vertalingen

    1.   

Engels: glossitis (en)

Gangbaarheid

• Het woord 'glossitis' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.