glipper
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- glip·per
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van glippen met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | glipper | glippers |
verkleinwoord | glippertje | glippertjes |
Zelfstandig naamwoord
Gangbaarheid
- Het woord 'glipper' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "glipper" herkend door:
50 % | van de Nederlanders; |
52 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Noors
Woordafbreking
- glip·per
Naar frequentie | 25014 |
---|
Werkwoord
glipper
- tegenwoordige tijd van glippe