• gin·ger·ale
  • uit het Engels [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord gingerale gingerales
verkleinwoord

de gingeralem

  1. een drankje gemaakt van gember
     Gerhard bleef in de gang staan, in elke hand een glas gingerale, sloot zijn ogen en onderdrukte zijn impuls om de drankjes terug naar de keuken te brengen en het huis door de achterdeur te verlaten.[2]
     Ingrediënten (voor 6-8 personen): 500 g verse bramen, 110 g suiker, 3-4 verse dragonblaadjes, of een beetje gedroogde lavendel (optioneel), gehakte ijsblokjes of schaafijs, gekoeld bruiswater of gingerale, schijfjes limoen of citroen[3]



  1. gingerale op website: Etymologiebank.nl
  2. “Ons soort mensen” (2016), Ambo/Anthos uitgevers  , ISBN 9789026334672
  3.   Weblink bron “Buiten eten: deze vijf gerechten (en een drankje) neem je makkelijk mee” (23-07-2019), Tubantia