• ge·zwij·mel
enkelvoud meervoud
naamwoord gezwijmel
verkleinwoord

het gezwijmelo

  1. aanhoudend al te extatisch en romantisch doen
    • De ene na de andere cake in hartvorm werd voorzien van eetbare rozen. Met een toefje opgespoten crème en wat geklooi met cacaoboter begon het gezwijmel bij Janny van der Heijden al snel. [1] 
    • Mocht het dit weekend toch onverhoopt gaan regenen, dan zit je zondagavond bij de Tolhuistuin goed. Twee singersongwriters brengen hun nieuwe creaties ten gehore in een intieme setting, en dat belooft gezwijmel met een biertje in de hand. [2] 
97 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[3]
  1. Het Parool HAN LIPS 4 SEPTEMBER 2017 Wegzwijmelen bij 24 krasse knarren op zoek naar de liefde
  2. Het Parool MISHA MELITA 4 AUGUSTUS 2016 10 x dit moet je doen dit weekend
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be