• ge·wold
  • afleiding van wol met het voorvoegsel ge-
stellend
onverbogen gewold
verbogen gewolde
partitief gewolds

gewold [1]

  1. van dieren: met een wollen vacht
  2. van vruchten: met een donzige schil
10 % van de Nederlanders;
22 % van de Vlamingen.[2]