Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·va·ren
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van: varen…
geen verbogen vorm

gevaren

  1. voltooid deelwoord van varen

Zelfstandig naamwoord

de gevarenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord gevaar
     Zo zag ik erg op tegen onbekende gevaren op de trail zoals ratelslangen, beren, steile bergen, felle zon en hoge temperaturen in de woestijn.[1]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers