• ge·snuif
enkelvoud meervoud
naamwoord gesnuif
verkleinwoord

het gesnuifo

  1. het krachtig en luidruchtig ademen door de neus, met name bij dieren
    • Ik luister graag naar oude muziek en dan ineens weer die onbeschaamde hoest diep vanuit de keel. Vreselijk en ook een belediging richting de musici. Iets anders - ook echt ergerlijk: je luistert naar een prachtig vioolconcert en de strijker heeft zijn ademhaling niet onder controle. Je kunt toch ook vioolspelen zonder de gevoelige muziek te verpesten door een luid gesnuif? Of verhoogt dit de artistieke waarde van het concert? Wie durft zulke maestro’s te adviseren een ademhalingsspecialist te raadplegen? [2] 
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. 11 november 2015 NRC Hans Kampf, Soest
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be