Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·schraap
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord geschraap
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het geschraapo

  1. het voortdurend schrapen (van bijvoorbeeld de keel of van het ene voorwerp over het andere)
    • Door de koptelefoon klinkt het piepende geschraap langs de rand van de pan zo dichtbij dat de eerste toeschouwer die geen kippenvel krijgt nog gevonden moet worden. [1] 
    • De buurtbewoners klagen over overlast veroorzaakt door rokers, die in de binnentuin en voor het café een sigaretje roken. Het geluid dat ze maken, galmt over het water. Maar ook het geschraap van stalen stoelen over de betonnen vloer 'dreunt door'.[2] 
  2. het voordurend geld bij elkaar schrapen door een woekeraar
    • De woon-werkreiziger maakt al vaak meer kosten dan de werkgever vergoedt. Het is niet acceptabel dat de beperkte vergoeding die de werknemer krijgt ook nog een keer wordt belast. Dit geschraap ten laste van de werknemer voor het vullen van de schatkist moet worden beëindigd.[3] 

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Het Parool MAXIME SMIT 21 NOVEMBER 2017 Dankzij VR midden in het levensverhaal van 2 ouderen
  2. Het Parool MERIJN HENFLING EN ASTRID OTTENS 9 SEPTEMBER 2015 Buren naar de rechter vanwege overlast café Van Mechelen
  3. Het Parool 18 SEPTEMBER 2012 Reacties op Miljoenennota: 'Veeg die slechte Kunduz-plannen van tafel'
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be