• ge·roe·pe·ne
enkelvoud meervoud
naamwoord geroepene geroepenen
verkleinwoord

de geroepenev / m

  1. een persoon die wordt aangesproken
  2. iemand die uitverkoren is
    • Hier kwam God neêr; dies is hij heilig,
      De onder Zijn voeten wankle rots.
      Maar de geroepene leeft veilig
      Voor het verborgen aanschijn Gods. [1]
       
89 % van de Nederlanders;
80 % van de Vlamingen.[2]
  1. DBNL (1933)–Willem de Mérode Het kristal. geraadpleegd 21 december 2018
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be