• ge·raas
enkelvoud meervoud
naamwoord geraas -
verkleinwoord - -

het geraaso

  1. aanhoudend lawaai zoals dat van een woedende storm
    • Houden jullie eens op met dat geraas! 
99 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be