• ge·puz·zel
enkelvoud meervoud
naamwoord gepuzzel
verkleinwoord

het gepuzzelo

  1. het al proberend een probleem oplossen
    • Het was een heel gepuzzel om alle roosters weer kloppend te maken zonder al te veel tussenuren.  
    • Ik had het allemaal, voor zover mogelijk, opgezocht op internet. Urenlang ging ik op zoek naar de gemiddelde levensduur van een patiënt met uitgezaaide darmkanker. Op zoek, eigenlijk, naar wat mijn man, mij en de kinderen te wachten stond. Er stond: ‘95 procent IV is na 5 jaar dood’. Erg, maar toch nog 5 jaar! Misschien was kanker tegen die tijd te genezen! Toch was die statistiek verraderlijk. Na een paar maanden ontdekte ik dat in dat ‘gemiddelde’ ook patiënten zaten met slechts één uitzaaiing in één orgaan. Die dus beter te behandelen waren dan Menno en zo de gemiddelde levensduur verlengden. Na veel gepuzzel zag ik dat patiënten in Menno’s situatie twee jaar na de diagnose sterven. [1] 
100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]
  1. NRC Frederiek Weeda 22 juli 2016
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be