• ge·mach·tig·de
enkelvoud meervoud
naamwoord gemachtigde gemachtigden
verkleinwoord

de gemachtigdev / m

  1. iemand die een rechtshandeling mag uitvoeren namens iemand anders
    • Uit vervolgonderzoek bleek dat hij optrad als gemachtigde van beide ouders, terwijl hij op zijn werk bemoeienis had met hun dossiers. (NRC 17 november 2015) 
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be