• ge·lijkt
vervoeging van: lijken…
verbogen vorm: gelijkte

gelijkt

  1. voltooid deelwoord van lijken
vervoeging van
gelijken

gelijkt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gelijken
    • Jij gelijkt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gelijken
    • Hij gelijkt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van gelijken
    • Gelijkt!