gelijksoortigheid

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·lijk·soor·tig·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gelijksoortigheid gelijksoortigheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

gelijksoortigheid v [1]

  1. de mate waarin verschillende dingen veel op elkaar lijken
     Nu vervulde die gelijksoortigheid van het licht in de woning en dat erbuiten hem met een even ongefundeerde blijdschap.[2]
  2. twee of meer zaken die veel op elkaar lijken
Antoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen