• ge·las·tigd
vervoeging van: lastigen…
verbogen vorm: gelastigde

gelastigd

  1. voltooid deelwoord van lastigen
     Desniettegenstaande werd hij in 1801 nevens anderen gelastigd tot het ontwerpen van een plan tot regeling van het Departementaal bestuur van Friesland.[1]
  1.   Weblink bron
    A.J. van der Aa
    “Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Tweede stuk. : Eduard Marius van Beyma” (1854), J.J. van Brederode, Haarlem, p. 510