gelal
- ge·lal
- Naamwoord van handeling van lallen met het voorvoegsel ge-.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gelal | - |
verkleinwoord | - | - |
het gelal o
- het lawaai dat gemaakt wordt door iemand die lalt
- Ik ben dat gelal meer dan beu. Laten we hem maar naar huis brengen om hem zijn roes uit te laten slapen.
- Het woord gelal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gelal" herkend door:
81 % | van de Nederlanders; |
64 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be