• ge·kraagd
  • afleiding van kraag met het voorvoegsel ge-
stellend
onverbogen gekraagd
verbogen gekraagde
partitief gekraagds

gekraagd [1]

  1. met een kraag om de hals
     De mild-cynische tekenaar van 'Het dagelijks leven' en de Haagse politiek blijkt als kleine jongen een verwoede, bijna obsessieve natuurvorser te zijn geweest. Een fanatieke vogelaar die op 9-jarige leeftijd de roep van een gekraagd roodstaartje kon herkennen en in schriftjes bijhield welke vogels hij had gespot.[2]
72 % van de Nederlanders;
72 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    TRUUS RUITER
    “Eén Van Straaten per dag is genoeg” (8 oktober), de Volkskrant
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be