• gei·ten·stal
enkelvoud meervoud
naamwoord geitenstal geitenstallen
verkleinwoord

de geitenstalm

  1. verblijfplaats voor geiten
     Mirjam komt met een stroef gezicht terug van de geitenstal.[2]
     Provincies maken zich zorgen over de gezondheid van mensen in de buurt van een geitenstal. Zij zouden namelijk meer kans hebben op een longontsteking.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Tonio : een requiemroman” (2011), De Bezige Bij  , ISBN 9789023467014
  3.   Weblink bron “'Ik wil geen risico lopen dat ik verhoogde kans heb op longontsteking'” (14-12-2018), NOS