geilen
- gei·len
geilen [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
geilen |
geilde |
gegeild |
zwak -d | volledig |
- (informeel) iets heel erg leuk vinden, ergens verrukt van raken
- ‘Ik heb geprobeerd het onderscheid tussen het
pure en bedorvene op te zoeken. De mens is een seksueel wezen. Voor mij is snobisme ook perversie. Mensen worden er wel eens gek van dat ik dat zo zie. Mensen geilen op kunst, op poëzie, op wat mooi is. Rodin!’ [3] - Het mag geen ego-show zijn. Ik luister dan ook niet naar collega's die verschrikkelijk zitten te geilen op zichzelf en de luisteraar als een kleuter toespreken. [4]
- ‘Ik heb geprobeerd het onderscheid tussen het
1. (informeel) iets heel erg leuk vinden, ergens verrukt van raken
- Het woord geilen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "geilen" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ geilen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Awater Jaargang 5, p. 15 - Ron Rijghard (2006) Astrid Lampe over de smerige, giftige spulletjes in haar poëzie.
- ↑ Wim de Hair voor Trouw 11 januari 1992 om 00:00 'Mij zul je nooit horen blaten: FANTASTISCH'
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be