• ge·fept
vervoeging van: feppen…
verbogen vorm: gefepte

gefept

  1. voltooid deelwoord van feppen
    • Maar zeek're nimf of kamermaagd,
      Schoon dat zij heel wel had vernomen
      Waar dat de vorst naar had gevraagd,
      Kwam met een gouwe kelk aanstappen,
      Met ruimpjes twee stoop wijn bevracht;
      Die men weleer placht vol te tappen
      Voor Belus en zijn gans geslacht,
      Waarvan zij vaakmaal leeg gefept was,
      En die, per testament vermaakt
      Aan Dido, een zeer goed recept was
      Voor die in flauwte was geraakt.
       [1]