Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • geeft voor
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
voorgeven

geeft (...) voor

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorgeven
    • Jij geeft voor. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorgeven
    • Hij geeft voor. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van voorgeven
    • Geeft voor!