gedweep
- ge·dweep
- Naamwoord van handeling van dwepen met het voorvoegsel ge-[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gedweep | |
verkleinwoord |
het gedweep o
- het aanhoudend iets of iemand op een overdreven manier bewonderen of zelfs aanbidden
- Het pan-Arabische nationalisme had zijn intrede gedaan, en zeker in Irak betekent dat gedweep met de nazi-ideologie.[2]
- Hij (een mannelijke sepia) tast teder met zijn tien armen naar het kleinere vrouwtje. Zij laat het hoofd niet zomaar op hol brengen door het gedweep en het diepzwartgestreepte paaikleed.[3]
- Het woord gedweep staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gedweep" herkend door:
77 % | van de Nederlanders; |
76 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Reformatorisch Dagblad Martin Jansen 01-06-2011 Joods leven in Irak: van één en al genot naar verschrikking
- ↑ Tubantia Roel Lutkenhaus 15-05-09 Roerloos meegenieten van de verleidingsscène
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be