gedecideerdheid
- ge·de·ci·deerd·heid
- afleiding van gedecideerd met het achtervoegsel -heid[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gedecideerdheid | |
verkleinwoord |
de gedecideerdheid v
- beslistheid
- Met grote gedecideerdheid nam de direkteur zijn besluit: 100 man zou ontslagen worden.
- Het woord gedecideerdheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.