• gebt

gebt

  1. tweede persoon meervoud tegenwoordige tijd aantonende wijs van gewwe
    «Gebt Acht!»
    Let op!

gebt

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van gewwe
  • er gebt
  • sie gebt
  • es gebt

gebt

  1. tweede persoon meervoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van gewwe
  • dihr gebt
  • der gebt
  • ihr gebt
  • er gebt