gebreeën
- ge·bree·en
- vervoeging van breien: de stam met omvoegsel ge- -en en een klinkerwisseling ei-ee (IPAː /ɛi/ - /e/)
vervoeging van: | breien… |
geen verbogen vorm |
gebreeën
- voltooid deelwoord van breien
- Die heb ik voor mijn man gebreeën, zei ze en verplaatste haar blik een ogenblik naar de in zilverig hout ingelijste kleurenfoto, ...[1]
- Minder gebruikelijk dan gebreid, geen erkende vorm in de standaardtaal
- ↑ H.M. van den Brink, Jeroen Brouwers, Adriaan van Dis, Dijk;Het hout;Ik kom terug: nationale postcodeselectie, 2016