gareren
- ga·re·ren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
gareren |
gareerde |
gegareerd |
zwak -d | volledig |
gareren
- op een zijspoor brengen, in de garage brengen
- Het woord 'gareren' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.