Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ga·lop·peert aan
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aangalopperen

galoppeert (...) aan

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aangalopperen
    • Jij galoppeert aan. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aangalopperen
    • Hij galoppeert aan. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van aangalopperen
    • Galoppeert aan! 

Gangbaarheid