Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ga·lop·peer·den aan
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aangalopperen

galoppeerden (...) aan

  1. meervoud verleden tijd van aangalopperen
    • Wij galoppeerden aan. 
    • Jullie galoppeerden aan. 
    • Zij galoppeerden aan. 

Gangbaarheid