Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ga uit
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
uitgaan

ga uit

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitgaan
    • Ik ga uit. 
  2. gebiedende wijs van uitgaan
    • Ga uit! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitgaan
    • Ga je uit? 
  4. aanvoegende wijs van uitgaan


Gangbaarheid