géén
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- géén
Woordherkomst en -opbouw
- van geen, met nadruk en beklemtoond uitgesproken
Lidwoord
géén
- uitdrukkelijk niet (een, de, het)
- Het is géén reisgids en bevat dan ook geen routebeschrijvingen of wandelingen. [1]
Hoofdtelwoord
- nul, uitdrukkelijk niet één
- Maar van die 53 werden er 34 over Amsterdam verhoord, 18 over Maastricht, slechts één over de vlasindustrie en helemaal géén over Tilburg. [2]
Onbepaald voornaamwoord
géén
Gangbaarheid
- Het woord 'géén' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Stenvert, R.Monumenten in Nederland. Fryslân. (2000) Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Zeist / Waanders Uitgevers, ZwolleISBN 9040094764; p. 10; geraadpleegd 2015-11-06
- ↑ (Giele, J. (ed.)De arbeidsenquête van 1887/Een kwaad leven. Deel 3: De vlasindustrie. Tilburg. Eindverslag. (1981) Uitgeverij Link, Nijmegen; ISBN 9062850235; p. 305; geraadpleegd 2015-11-06
- ↑ Reinheimer, S (vert. Magda Stomps)In de bloemenhemel. (1944) N.V. Uitgeversmij. De Pelgrim, Eindhoven; p. 2; geraadpleegd 2015-11-06