In grote lijnen was de opbouw als volgt: Een 'chassis' van 2 U-balken, dat aan de voorzijde sterk was uitgebogen, zodat het voorwiel ongehinderd erin kon zwenken. De uiteinden van de chassisbalken waren onderling verbonden en in het midden zat een fusee-pen waarom de grote naaf van het voorwiel kon draaien. Een spoorstang verbond die naaf met de (verticale) stuurstang (gelagerd in een zeer breed spatbord). In grote lijnen dus zoals door u beschreven. [4]