Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ful·mi·nant
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen fulminant fulminanter fulminantst
verbogen fulminante fulminantere fulminantste
partitief fulminants fulminanters -

Bijvoeglijk naamwoord

fulminant

  1. razend of woedend
    • Die fulminante jongen werd door de politie opgepakt. 

Gangbaarheid

56 % van de Nederlanders;
71 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be