fraise
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
fraise | la fraise | fraises | les fraises |
fraise v
vervoeging van |
---|
fraiser |
fraise
- eerste en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van fraiser
- eerste en derde persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van fraiser
- tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van fraiser
- (spreektaal) kersenpit, tronie, smoelwerk
- «Aboule ta fraise!»
- Kom eens hier! [1]
- «Aboule ta fraise!»