• flyg·ning
  • Afleiding van het Noorse woord flyge met het achtervoegsel -ning
Naar frequentie 22726
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   flygning     m: flygningen
v: flygninga  
  flygninger     flygningene  
genitief   flygnings     m: flygningens
v: flygningas  
  flygningers     flygningenes  

flygning m / v

  1. (luchtvaart) (het) vliegen
    «Etter fem timers flygning var vi framme.»
    Na vijf uur vliegen kwamen we aan.
  2. (luchtvaart) vlucht
    «Selskapet har tre flygninger på New York i uka.»
    De maatschappij heeft drie fluchten naar New York per week.
  • [1]: flygingens historie
de geschiedenis van het vliegen
  • [2]: dagens siste flygning
de laatste vlucht vandaag