fluitles
- fluit·les
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fluitles | fluitlessen |
verkleinwoord | fluitlesje | fluitlesjes |
- een les waarin men leert muziek te maken met een fluit
- Op de Vrije School Brabant is fluitles verplicht. En bij De Vuurvogel corrigeert de lerares zingend twee kleuters die in een speeltoestel klimmen. Een kindvriendelijke benadering werkt beter, vinden ze er. [2]
- „En Fleurs paardrijles en fluitles worden betaald door haar vader en oma. Dus dat scheelt enorm, want het zijn natuurlijk rijkeluishobby’s.” [3]
- Het woord 'fluitles' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "fluitles" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
84 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Hsin-Chi BerenstGeertje Tuenter 17 juli 2015 Want hier is de sfeer warm, en zijn er (bijna) geen computers
- ↑ NRC Rolinde Hoorntje 3 mei 2014 ‘Volgens de Belastingdienst verdien ik niks’
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be